Op advies van de huisarts had ze vast contact met mij opgenomen. Haar vader ging nu wel heel hard achteruit. Hij lag thuis, een luxe die hij had te danken aan haar trouwe zorg. Ik ontmoette een sterke vrouw die evenwel een wat verlaten indruk maakte. Of er nog meer broers en zussen waren, vroeg ik voorzichtig. Het antwoord kwam aarzelend: jawel, ze had nog twee broers. Mondjesmaat vertelde ze over het conflict rond de begrafenis van haar moeder die drie jaar eerder onverwacht was overleden. Haar vader wilde haar vanuit de kerk laten begraven. Dat kon ze wel begrijpen. Ooit waren haar ouders in die kerk getrouwd en hoewel ze al jaren niet praktiserend meer waren, hoorde die plechtigheid er voor hem bij.
‘Mijn broers vonden dat hypocriet, zij wisten zeker dat mijn moeder gecremeerd wilde worden. En ik dacht: wat maakt het nou uit? Gun pa een afscheid waar hij zich thuis bij voelt. Dan is het toch goed?’ Maar dat kreeg ze niet uitgelegd en na de begrafenis waren de broers boos vertrokken. De jongste kwam nooit meer, de oudste hield nog sporadisch contact. Dus toen haar vader kort daarop ziek werd, kwam de zorg volledig op haar neer. Na ons gesprek raapte ze de moed bij elkaar en belde haar broers om hen bij de voorbereidingen te betrekken. Cremeren of begraven was geen vraag meer, wel of de jongste nog afscheid zou willen nemen. Gelukkig was zijn antwoord ja.
Voor een eerste ontmoeting spraken we af op neutraal terrein. ‘Fijn dat jullie zijn gekomen,’ doorbrak ik de aanvankelijke stilte. Een paar simpele woorden die de deur meteen openden. De oudste broer knikte even bedachtzaam en keek toen zijn zus recht aan. ‘Ik realiseer me dat ik je heb laten zitten,’ bekende hij. ‘Ik wist tenslotte dat pa ziek was. Het spijt me, dat had ik anders moeten doen.’
Zijn zus bedacht zich geen moment. ‘Het is goed,’ zei ze, zonder wrok of verwijt, en sloeg haar arm om hem heen. Ontroerd keek ik toe hoe de jongste daarop zijn hand op haar rug legde. Daarop keerde ze zich naar hem toe en nam hem op in de omhelzing.